- een kortverhaal over eeuwige liefde-
We zoeken onze plek in het restaurant dat op volle toeren draait op dit late avonduur. De drukte is beklemmend en terwijl erg inspirerend. Vele stemmen door mekaar en mensen die content zijn om te zijn waar ze zijn. Hier op deze stoel in dit restaurant op een regenachtige avond met de geur van plezier op de achtergrond.
Ik ga zitten en hang mijn jas over mijn stoel. Blij dat ik neerzit en zicht heb op mensen. We kijken naar mekaar en glimlachen. Omdat we weten dat de verhalen hier beginnen. In het kijken naar mensen en de poging om te achterhalen wie ze zijn.
Zij trekt onmiddellijk mijn aandacht. Ze zit wat schuin op haar stoel, benen gekruist en voeten sierlijk naast mekaar. Ze bestelde net haar eten en de sauzen worden door een ober alvast voor haar neus geduwd in het voorbijlopen. Dit restaurant draait als een gesmeerde motor. Luid maar perfect. Telkens opnieuw.

Vanavond is het er nog drukker dan gewoonlijk. Het Koninklijk Museum tegenover het restaurant opent na 11 jaar haar deuren en iedereen viert mee. Ik vraag me af of zij zonet ook naar Rubens is gaan kijken. Of ze net zoals ik naar de Madonna heeft zitten staren terwijl ze zich afvroeg hoe het in godsnaam mogelijk is om een vrouw zo mooi en tegelijk zo fout te schilderen. Waar was Fouquet’s oog toen hij Maria’s borsten op het doek neervleide met zijn verfborstel? Was er dan niemand die hem vertelde dat het technisch onmogelijk is dat borsten er zo uitzien of was opbouwende kritiek toen godslastering, net zoals dat nu soms nog is? Had zij, de vrouw die naast me zit in dit luide restaurant, zich die vraag ook gesteld terwijl ze met één oor luisterde naar die begeesterde gids? Die gids die tientallen minuten later op de zetel tegenover Madonna zou zitten met zijn rug naar Jezus en zijn ogen zonder knipperen gericht op ‘Der diagnostische Blick’ van Luc Tuymans. Hij leek tegen zichzelf te praten. Had de hele dag misschien al -tig keren verteld over wat een een minister van financiën allemaal doet om niet in de hel te belanden. Misschien stond zij ook in het midden van een druk museum met de ogen dicht en het besef dat vandaag niet zo veel verschilt van toen.
Ik vraag me vooral af waarom ze helemaal alleen aan deze tafel zit. Met een groot glas bier voor haar neus en een alom beroemde kebab onderweg. Ze zit op haar stoel alsof ze elk moment zou vertrekken. Weglopen. Handtas in de buurt en twee voeten klaar voor het betere vluchtwerk. Ze lijkt me rond de zeventig, piekfijn opgetut, met smaak zelfs, nagels die duidelijk wekelijks naar de manicure gaan en lange blonde haren die de grijze vermommen. Ze vecht tegen haar leeftijd en terwijl wordt ze gracieus oud. Ik voel haar blik en ontwijk haar. Goed wetende dat ik haar zodadelijk opnieuw zal gadeslaan. Ze drinkt aan haar biertje en rommelt wat in haar handtas. Ze is alleen en ik voel eenzaamheid. Ik verzin dat ze vlakbij het restaurant en het museum woont. Al haar hele leven. En dat ze in dit restaurant regelmatig komt zitten. Met een glas bier voor haar neus. Ik denk dat er al die tijd iemand voor haar zat aan tafel maar dat die weg is en een groot leeg gat achterliet. Aan tafel en in haar hart.
Ze kan vanavond ongetwijfeld niet slapen met de feestdrukte in de buurt. Met de vele optredens van erg belangrijke en kunstzinnige muzikanten die zich vanaf nu ‘artists in residence’ noemen. Ik vind dat schoon. Een eerbetoon aan muziek en haar zuurverdiende plek in een groot museum. Misschien was ook zij zonet een glas cava gaan drinken in de bar van het museum en werd ze bediend door iemand die ze meende te kennen. Te herkennen. Iemand die haar ongemakkelijk deed voelen door -zonder met zijn ogen te knipperen- in die van haar keek en zei dat ze altijd welkom was om hier iets te komen drinken. Alleen zat mijn man naast mij en zij heeft er ongetwijfeld geen meer. Een man. Misschien is ook zij vandaag nog steeds aan het malen over wie die man in de museumbar nu eigenlijk was en uit welk tv-programma hij plots opdook. Hij zei het trouwens niet enkel tegen mij, ook mijn man heette hij welkom eender wanneer in de kleine bar binnenin de museumshop. Het was dus zeker geen geflirt. Het leek eerder op een manier om ervoor te zorgen dat ik -en mijn man, maar eerder ik denk ik- hem zou herkennen. Dat we hem zouden vragen of hij misschien beroemd was op een groot- of klein scherm. Maar dat deed ik voor één keer niet. Geen gênante en ongeplande gesprekken vanavond. Ik ben hier voor de kunst en al zeker niet voor interactie met de mens. Dat is wat ouder worden met je doet: dat je je zonder schuldgevoel durft te onttrekken aan de mensheid terwijl je middenin een mensenpoel staat. Misschien stelt zij diezelfde prioriteiten. Net zoals ik dat doe. In een bomvol restaurant gaan zitten en de eenzaamheid toestaan. Ze mocht bij haar aan tafel zitten vanavond. Ze liet haar toe. Ze geneerde haar er niet voor en leek er zelfs aan gewend. Alsof ze er niet was. De eenzaamheid. Maar toch herkende ik haar in haar kleine ogen. Ook al keken die niet in de mijne. Ik zag het aan de manier waarop ze naar dingen staarde. Naar haar portemonnee die ze uit haar handtas nam. Naar de pint bier die ze met haar sierlijke en verrimpelde handen vastgreep. Had ze zich vanavond opgetut om een tafel te delen met de eenzaamheid? In een stad vol mensen. In een restaurant vol gesprekken en gelach.
Opnieuw verzin ik dat ze een liefde zo intens heeft ervaren dat ze de eenzaamheid kiest om die liefde intens te laten zijn. Voor eeuwig vast te houden. Voor altijd te laten bestaan. Met wie ze ook aan tafel zou zitten, niets kan op tegen de hartstocht die ze ooit heeft gevoeld en die voor altijd in haar lijf zit. Behalve de eenzaamheid. Enkel zij kan eeuwige liefde trotseren. Want zij is een ode aan datgene wat ooit vol leven zat. Het leven dat werd geleefd. De eenzaamheid is een ode aan de momenten dat ze misschien hier met hem aan tafel zat. Dat zij rond zich keken op zoek naar verhalen. Dat ze in mekaars ogen keken terwijl ze een bundel sauzen onder hun neus kregen geduwd door een gehaaste doch vriendelijke ober. En dat ze glimachten naar mekaar.
En net als ik denk dat haar liefdesverhaal het mooiste is dat ik ooit zag, vraagt ze de rekening. De ober spreekt niet tegen haar alsof ze hier een vaste klant is. Alsof hij haar kent en weet dat ze hier telkens afspreekt met de eenzaamheid. Een intens mooi liefdesverhaal valt in duigen. Ze staat op en neemt zelfs geen afscheid. Ook niet van de stille eenzaamheid die tegenover haar zat aan de kleine houten tafel. Mijn blik volgt haar weg naar buiten en ik hoop haar volledigheid te kunnen zien en voor een laatste keer dat liefdesverhaal te herkennen. Maar ze verdwijnt. Alsof ze er nooit is geweest.
Ik kijk naast me en ondertussen zitten er anderen mensen aan haar tafel. Aan háár tafel. Ik kijk naar het eten in mijn bord en besluit om haar verhaal vast te houden. Voor altijd. Het beeld dat ik van haar maakte op die dertig minuten dat ze naast me zat, weerspiegelt alles wat liefde zou moeten zijn. Een ode aan voorbije liefde die nooit weggaat. Want ze had ze ooit gevoeld. Die intense liefde. Ze had sporen bij haar achtergelaten en ze moet elke dag opnieuw gevoeld worden, ook al doet dat pijn. De intense liefde werd diepe eenzaamheid omdat dat haar voor altijd laat bestaan.
Liever nog de eenzaamheid dan liefde die niet kan tippen aan dé liefde.
Heidi
Comments